Gezang 190


1   Wie hangt er zo deerlijk, geteisterd, geschonden,
roosverwig, vol striemen en wonden,
tot smaadheid en schande aan 't kruishout verheven?
Wat heeft Hij, wat heeft Hij misdreven?

2   Dat is er het slachtlam zo heilig geboren,
tot breking en lessing van toren.
Zijn misdaad is liefde, uitvloeien en geven,
dat kost Hem, dat kost Hem zijn leven.

3   Kost dat Hem zijn leven, die schoonste van allen,
hoe is Hij in 't lijden vervallen?
Of is het uit liefde en heilige minne,
wat zal Hij daarmede dan winnen?

4   Wat anders als 't leven der eeuwige zielen,
die droevig in zonden vervielen.
Opdat Hij die schulden verzoene en boete,
zo druipen zijn handen en voeten.

5   Ach Jezus, beminde, hoogwaarde en schone,
wie zal U, wie zal U belonen?
Uw weldaad die gaat ons vermogen te boven,
wij willen U prijzen en loven.

Liedboek voor de Kerken 1973