1 | Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, |
hangt ten spot van snode smaders. | |
Zoon des Vaders, | |
waar is toch uw almacht thans, | |
waar uw goddelijke glans? |
2 | Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, |
en Hij hangt er mijnentwegen, | |
mij ten zegen. | |
Van de vloek maakt Hij mij vrij, | |
en zijn sterven zaligt mij. |
3 | Mijn Verlosser hangt aan 't kruis. |
Zou ik dan in droeve dagen | |
troost'loos klagen? | |
Als ik naar zijn kruis mij richt, | |
valt mijn eigen last mij licht. |
4 | Mijn Verlosser hangt aan 't kruis! |
'k heb mij, Heer, voor dood en leven | |
U gegeven. | |
Laat mij dan in vreugd en pijn | |
met U in gemeenschap zijn. | |
Liedboek voor de Kerken 1973