Gezang 186


1   Zing, mijn tong, bezing het teken
van de zege in de strijd.
't Vaandel dat de Heer zal steken,
is het kruis waaraan Hij lijdt.
Hij die 't daglicht aan doet breken
heeft ten offer zich gewijd.

2   Ziende hoe het mens'lijk leven,
dat Hij schoon geschapen had,
aan de dood was prijsgegeven
om de vrucht die Adam at,
heeft God weer een boom verheven,
gaf zijn allerliefste schat.

3   Om het heil ons te bereiden
heeft Hij 't heilig recht voldaan,
heeft hem die ons kwam misleiden
met zijn list beschaamd doen staan,
bood ons om ons te bevrijden
deze vrucht der liefde aan.

4   Toen de volheid van de tijden
was gekomen, koos de Zoon,
Heer des hemels, onze zijde,
daalde neder uit de troon,
God en Zoon des mensen beide,
voor een maagd het moederloon.

5   't Schreiend kind door God gezonden
in de kribbe, was de Heer.
In de windselen gewonden
lag Hij hulpeloos terneer,
handjes, voetjes, saamgebonden,
zoetjes drinkend, klein en teer.

6   Toen de ure was gekomen
en zijn levenstijd vervuld,
heeft de Heer op zich genomen
als verlosser alle schuld,
liet het lam zich zonder schromen
binden, leed het met geduld.

7   Eenzaam hangt Hij en terzijde.
Dorens, spijkers, felle speer,
doen zijn teder lichaam lijden,
bloed en water stroomt terneer.
Wat voor stroom komt U bevrijden,
aarde, zee en sterrenheer!

8   Edelste van alle bomen,
zalig kruis van ons geloof,
uit welk woud zijt gij genomen,
zo met takken, bloemen, loof?
Lieflijk hout, welk een volkomen
lieve last hangt in uw loof.

9   Buig o boom uw takken neder,
harde nerf, wees in dit uur
vloeiende en mild en teder,
niet zo streng als van natuur.
't Koningslichaam rust gereder
op een zachte stam terneer.

10   Immers draagt gij als een gave
Hem die zich ten offer wijdt.
Gij, de loods, gij wijst de haven,
als de wereld schipbreuk lijdt.
Hout dat 't bloed des lams zal laven,
balsem, stromend wijd en zijd.

11   Aan de Vader hoog verheven,
aan de Zoon die voor ons lijdt,
aan de Trooster van ons leven,
zalige drievuldigheid,
zij de eer en kracht gegeven
nu en in der eeuwigheid.

Liedboek voor de Kerken 1973