Gezang 181


1   Noem de overtreding mij, die Gij begaan hebt,
het kwaad, gekruiste Heer, dat Gij gedaan hebt,
waaraan uw volk U schuldig heeft bevonden,
noem mij uw zonden.

2   Gij wordt gegeseld en gekroond met doornen,
geminacht als de minste der verloor'nen,
en als een booswicht, die zijn straf moet dragen,
aan 't kruis geslagen.

3   Zeg mij, waarom men U aldus gehoond heeft,
U dus, mijn vorst, gescepterd en gekroond heeft!
Om voor mijn schuld verzoening te verwerven,
moest Gij dus sterven?

4   Hoe vreemd, dat voor de schapen zijner weide
de herder zelf ter slachtbank zich liet leiden,
de heer zich voor de schulden zijner knechten
aan 't kruis liet hechten.

5   O wonderbare liefde, die ons denken
te boven gaat, wat kan mijn liefd' U schenken,
wat ooit bereiken de arbeid mijner dagen,
dat U behage?

6   O liefde, voor dit offer van uw leven,
wat kan ik, dan mijzelf ten offer geven,
opdat ik nooit, hetzij ik leev' of sterve,
uw liefde derve!

Liedboek voor de Kerken 1973