1 | O Liefde die verborgen zijt |
in diepe stilten eeuwigheid, | |
erbarm U over ons bestaan, | |
het wordt verraden en verdaan. |
2 | Hoe acht'loos in ons midden wordt |
het kostbaar mensenbloed gestort | |
en in het onbarmhartig licht | |
het kruis des Heren opgericht. |
3 | De minsten van de mensen zijn |
daar uitgestrekt in angst en pijn. | |
Tot aan het eind der wereld lijdt | |
Christus in hun verlatenheid. |
4 | O Liefde uit de eeuwigheid |
die met ons mens geworden zijt, | |
wij bidden, laat ons niet alleen | |
in al het duister om ons heen, |
5 | opdat ook wij o Heer U niet |
verlaten in uw diep verdriet | |
maar bij U zijn in al de pijn | |
waarmee de mensen mensen zijn. | |
Liedboek voor de Kerken 1973