Gezang 17


1   'k Hef, vol verlangst, van dag tot dag mijn ogen
om hulp en uitkomst bergwaarts heen.
Mijn hulp komt van de Heer alleen,
die 't aardrijk schiep en 's hemels ruime bogen
door zijn vermogen.

2   Hij zal uw voet van 't spoor niet laten glijden;
Hij, uw vertrooster in 't verdriet,
de wachter Isrels sluimert niet;
zijn wakend oog zal u in alle tijden
van ramp bevrijden.

3   De Heer zal u beschermen als voor dezen,
is schaduw aan uw rechterhand,
opdat bij dag der zonne brand,
noch 's nachts de maan u hinderlijk moog' wezen,
of leed doe vrezen.

4   De Heer zal u in onheil en gevaren
met gunstig' ogen gadeslaan;
Hij zal, waar ge in of uit moogt gaan,
van nu tot in uw laatste levensjaren
u steeds bewaren.

Liedboek voor de Kerken 1973