1 | O Jezus Christus, licht ze bij |
die leven aan uw licht voorbij. | |
Voeg ze met uwe kudde saam, | |
opdat zij niet verloren gaan. |
2 | Vervul met uw genadeschijn, |
die op verkeerde paden zijn. | |
Sta bij, die heim'lijk in zijn hart | |
verlokt en aangevochten wordt. |
3 | Breng, die aan uw gebod ontkwam, |
terug als uw verloren lam. | |
Maakt de gewonde zielen heel | |
en geef ze aan de hemel deel. |
4 | Open de doven het gehoor, |
de stomme lippen, spreek ze voor, | |
dat zij belijden hun geloof, | |
niet langer stom, niet langer doof. |
5 | Verlicht het oog dat U niet ziet. |
Leid hem weerom die U verliet. | |
Verzamel, die verwijderd gaan. | |
Versterk ze die in twijfel staan. |
6 | Dan zullen zij, niet meer vervreemd, |
voor tijd en eeuwigheid vereend, | |
in aarde en hemel, dan en nu, | |
allen tezamen danken U. | |
Liedboek voor de Kerken 1973