1 | Gij die de ster van David zijt |
en wijzen roept en dwazen leidt, | |
Gij hebt in duister U gewaagd | |
en naar de rechte weg gevraagd. |
2 | Gij die de Heer zijt en de Geest |
die van de aanvang is geweest, | |
Gij hebt U onderworpen aan | |
de letter van ons voortbestaan. |
3 | Gij die de zin der schriften zijt, |
Gods woord in alle eeuwigheid, | |
Gij hebt gehoorzaamheid geleerd, | |
een vuur van hoop heeft U verteerd. |
4 | O Zoon van God, ons aller hoofd, |
gelijk een kind hebt Gij geloofd | |
en als een minnaar liefgehad | |
Jeruzalem uw moederstad. | |
Liedboek voor de Kerken 1973