1 | Omdat Hij niet ver wou zijn |
is de Heer gekomen. | |
Midden in wat mensen zijn | |
heeft Hij willen wonen. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. |
2 | Overal nabij is Hij |
mens'lijk allerwegen. | |
Maar geen mens herkent Hem, Hij | |
wordt gewoon verzwegen. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. |
3 | God van God en licht van licht |
aller dingen hoeder | |
heeft een menselijk gezicht | |
aller mensen broeder. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. |
4 | Wilt daarom elkander doen |
alle goeds geduldig. | |
Weest elkaar om zijnentwil | |
niets dan liefde schuldig. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. |
5 | Weest verheugd, van zorgen vrij: |
God die wij aanbidden | |
is ons rakelings nabij, | |
wonend in ons midden. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. | |
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. | |
Liedboek voor de Kerken 1973