1 | Uit uw hemel zonder grenzen |
komt Gij tastend aan het licht | |
met een naam en een gezicht | |
even weerloos als wij mensen. |
2 | Als een kind zijt Gij gekomen |
als een schaduw die verblindt | |
onnaspeurbaar als de wind | |
die voorbijgaat in de bomen. |
3 | Als een vuur zijt Gij verschenen |
als een ster gaat Gij ons voor | |
in den vreemde wijst uw spoor | |
in de dood zijt Gij verdwenen. |
4 | Als een bron zijt Gij begraven |
als een mens in de woestijn. | |
Zal er ooit een ander zijn | |
ooit nog vrede hier op aarde? |
5 | Als een woord zijt Gij gegeven |
als een nacht van hoop en vrees | |
als een pijn die ons geneest | |
als een nieuw begin van leven. | |
Liedboek voor de Kerken 1973