1 | O Christus, woord der eeuwigheid, |
dat naar ons uitging in de tijd | |
en daad werd, mens van hoofd tot voeten, | |
wij danken U, God die Gij zijt, | |
dat Gij ons mens'lijk wilt ontmoeten. |
2 | Hoe hadden wij U ooit verstaan, |
waart Gij niet tot ons uitgegaan, | |
o levenswoord van den beginne? | |
Spreek, woord van vlees en bloed, ons aan, | |
o Christus, treed ons leven binnen. |
3 | Gij werd een mens, maar zonder eer, |
die in de wereld geen verweer, | |
niets heerlijks had voor mensenogen. | |
Gij woord dat antwoord vraagt, o Heer, | |
geef dat wij U herkennen mogen. | |
Liedboek voor de Kerken 1973