Gezang 147


1   Looft God, gij christ'nen, maakt Hem groot
in zijn verheven troon,
die nu zijn rijk voor ons ontsloot
en zendt zijn eigen Zoon,
en zendt zijn eigen Zoon.

2   Hij daalt uit 's Vaders schoot terneer
op aard om kind te zijn,
een kindje arm en naakt en teer
al in een kribje klein,
al in een kribje klein.

3   Verzakende zijn macht en recht,
verkiest Hij zich een stal,
neemt de gedaant' aan van een knecht,
de Schepper van het Al,
de Schepper van het Al.

4   Hij ruilt met ons op vreemde wijs:
Hij neemt ons vlees en bloed
en geeft ons in zijns Vaders huis
zijn eigen overvloed,
zijn eigen overvloed.

5   Hij wordt een knecht en ik een heer:
wat win ik veel daarbij!
Waar vindt men zoveel gulheid weer
als Jezus heeft voor mij,
als Jezus heeft voor mij.

6   En nu ontsluit Hij weer de poort
van 't schone paradijs.
De cherub staat er niet meer voor.
God zij lof, eer en prijs!
God zij lof, eer en prijs!

Liedboek voor de Kerken 1973