1 | Richt op uw macht, o Here der heirscharen |
en laat uw hulp ontwaken uit uw hand, | |
wil voor uw aangezicht uw volk bewaren | |
opdat de nacht zal wijken uit het land. |
2 | Richt aan uw heil voor wie in onheil leven, |
zend uw gerechtigheid als morgendauw, | |
dan zal het land de rijkste vruchten geven: | |
de vijgenboom en wijnstok van de trouw. |
3 | Richt op uw woning en roep ons tezamen, |
omring ons met uw alvermogend woord, | |
wees ons een tempel en roep onze namen, | |
zodat wij juichen: God heeft ons verhoord! |
4 | Richt aan de vreugdedis voor al de dagen, |
reik ons de beker van uw trouwverbond, | |
wij zullen altoos van uw heil gewagen | |
in brood en wijn, totdat Gij wederkomt. |
5 | Richt over de aarde en haar diepe stromen, |
de volkeren de sterren, zon en maan, | |
zij zullen allen voor uw aanschijn komen | |
en zingen dat uw woorden niet vergaan. | |
Liedboek voor de Kerken 1973