Gezang 113


1   Ik zag een troon
en die daarop gezeten was,
zo wit en groot
dat er geen plaats meer voor de hemel was.
De sterren waren overschenen
door zijn aangezicht.
De aarde was verdwenen
in zijn licht.

2   En uit de dood
kwamen de doden opgestaan,
en voor de troon
zag ik de groten en de kleinen staan.
Het donker waar zij in verzonken
gaf hen allen weer,
de diepte die zij dronken
was niet meer.

3   En in 't gericht
zag ik de boeken opengaan
en kwam aan 't licht
alles wat door de doden was gedaan.
Maar ook het naamboek van het leven
was daar en ik zag
hoe wat Hij had geschreven
openlag.

4   Toen zeide Hij
die op de troon gezeten was:
het is voorbij,
en 'k zag dat er opnieuw een wereld was.
En 'k zag dat wat daar was geleden,
wat daar was geschreid,
bevrijd was in een vrede
voor altijd.

Liedboek voor de Kerken 1973