Gezang 112


1   Als Koning opgetreden
en heerser van 't heelal,
wees dan, o Heer, aanbeden
met lied'ren overal!

2   De lichten zijn ontstoken,
de liefde wordt gevierd,
het leven is ontloken,
de bruid heeft zich versierd.

3   Zo blakende van minne
in alle waardigheid:
het smetteloze linnen
van de rechtvaardigheid.

4   Het ongerepte leven
zo blinkende gekleed,
uit draden saamgeweven:
de daden die men deed.

5   De bruiloft is gekomen,
de tafel aangericht.
Vergeten zijn de dromen,
gedaan is het gericht.

6   En wat is ons geboden
aan deze blanke dis?
Die zelf het brood der broden,
de wijn der ranken is.

7   Hoe zalig die zich laven,
van vreugde dronken zijn!
Hij is de overgave,
hij wil geschonken zijn.

8   Hij is de wijn, de zoete,
die nimmermeer verschaalt,
het Lam dat voor ons boette
en dat nu zegepraalt.

9   O land van melk en honing,
o water dat ons wast!
Zo laat er in zijn woning
vrolijk zijn toegetast!

Liedboek voor de Kerken 1973