Gezang 111


1   Een stem, die niemand stuit,
hoor ik ten hemel uit
weerklinken: Looft den Here!
Het heil heeft Hij tot stand gebracht,
het zal Hem worden toegedacht
en met een moeiteloze macht
zal Hij voortaan regeren.

2   Hij maakt zijn oordeel waar.
Hij zal van boos gevaar
bevrijden 't aardse leven.
Al wat er zwelgt in bloed en dood
en 't duister eert als moederschoot,
is nu verdelgd. Zo goed en groot
is Hij die recht wil geven.

3   Verslagen is de strijd.
Nu stijgt in eeuwigheid
de wierook der gebeden.
Nu wordt verteerd, wat zich verweert,
tot het als lofzang wederkeert:
boven begrip en rede.

4   Een stem, die niemand stuit,
hoor ik ten hemel uit
ten hemel in weerkaatsen:
looft onze God, wie Hem behoort,
en plant zijn lof op aarde voort,
want waar men zingt is 't heilig oord,
waar Hij zijn troon wil plaatsen.

Liedboek voor de Kerken 1973