1 | Christus heeft voor ons geleden |
als een beeld van ons bestaan, | |
dat wij zover zouden gaan | |
in zijn voetstappen te treden. |
2 | Die geen zonde heeft bedreven, |
uit wiens mond niet is gehoord | |
enig onvertogen woord, | |
maar de adem van het leven. |
3 | Die wanneer Hij werd geslagen, |
zelfs zijn mond niet opendeed, | |
die niet dreigde als Hij leed, | |
maar het zwijgend heeft verdragen. |
4 | Die de zonden heeft gekorven |
in zijn lichaam aan het hout, | |
dat gij Gode leven zoudt, | |
aan de zonde afgestorven. |
5 | Door wiens striemen gij genezen, |
door wiens dood gij levend zijt, | |
levend in rechtvaardigheid, | |
taal en teken van Gods wezen. |
6 | Als eertijds verdoolde schapen |
thans den Herder toegewijd, | |
die u in de waarheid weidt. | |
Uw Bewaarder zal niet slapen. |
7 | Ja, de Heer zal u bewaren, |
Hij de Herder, Hij het Lam, | |
die voor u ter aarde kwam, | |
die voor u is opgevaren! | |
Liedboek voor de Kerken 1973