1 | Om Christus wil zijn wij verblijd. |
Hij heeft in alle mens'lijkheid | |
een zoon die naar zijn vader aardt | |
God in het vlees geopenbaard. |
2 | Looft Hem, die van de Geest ontving |
voor altijd zijn rechtvaardiging, | |
de Geest, die Hem herleven doet | |
in mensen, mens'lijk vlees en bloed. |
3 | Hij die, ontheven hemelhoog, |
te stralend voor het sterf'lijk oog, | |
aan de engelen verschenen is | |
in 't licht van zijn verrijzenis, |
4 | Hij is aanwezig in het woord, |
dat wordt gepredikt en gehoord | |
in heel de wereld en geloofd, | |
en dat ons zegent hoofd voor hoofd. |
5 | Om Christus wil zijn wij verblijd, |
die inging in Gods heerlijkheid | |
en voor Gods ogen, stralend schoon, | |
is wat wij zullen zijn, de Zoon. | |
Liedboek voor de Kerken 1973