Gezang 100


1   Er heeft een stem gesproken,
de Heer was daar!
Antwoordt Hem vastbesloten,
staat voor Hem klaar

2   Behoudt het woord, de gaven,
met wakk're zin;
volhardt uw taak te dragen
en leeft daarin!

3   Hebt Gij uw knecht genodigd?
Wie ben ik, Heer?
Roekeloos, kleingelovig,
zwak en niets meer.

4   Het woord, van God gegeven,
brengt ommekeer,
het voedt ons in het leven,
is vol verweer.

5   Houdt hoog zijn naam en wetten,
strijdt onbevlekt.
Niets kan het heil beletten,
dat Hij verwekt.

6   Leer ons eenvoudig leven
niet afgeleid.
Wie zich aan Hem wil geven
sta steeds bereid.

7   De tijden slaan als golven
over ons hoofd.
Wie in Hem blijft geloven
wordt niet verdoofd.

8   Wie durft met Hem te lijden,
Hem toegewend?
De Heer kent al de zijnen:
het fundament!

9   Vlucht voor wat dwaas bekoorde,
keert daarvan af.
Leeft uit gezonde woorden,
weest nimmer laf.

10   De schepping wordt geheiligd
door het gebed,
en wat het woord beveiligt,
blijft onbesmet.

11   Aan Hem is eeuwig eigen
onsterf'lijkheid.
Wie Hem behoort zal krijgen
hoop in de tijd.

12   Wie zich in dienst verlooch'nen
door oefening
zullen door Hem vermogen
dit goede ding.

13   Straks is de strijd beëindigd,
de loop volbracht,
de Rechter reikt de zijnen
de krans die wacht.

14   Eens zal de Heer verschijnen
te zijner tijd,
Hij zal niet langer zijn in
onzichtbaarheid.

15   Dan doet Hij ons aanschouwen
wat was verhuld,
en wat ons was onthouden
wordt dan vervuld.

16   De koning nu der eeuwen,
eeuwig de Heer,
heerlijk, onzienlijk, enig,
zij kracht en eer!

Liedboek voor de Kerken 1973